Mylodon Darwinii - Norbert Peeters

Spookfruit in de supermarkt

door Norbert Peeters

 

Eén van de grote spookmysteries van deze tijd speelt zich niet af in een verlaten Victoriaans landhuis of op een oude indianenbegraafplaats, maar op de fruitafdeling van je lokale supermarkt.1 Daar waart een kille mist uit vervlogen tijden.

 

Ik werk mijn boodschappenlijstje af en pak gedachteloos een rijpe avocado uit het schap. Een scherpe slagschaduw torent boven mij uit. Het is een reuzengrondluiaard die verlekkerd meekijkt over mijn schouder. Achter mij zweven schimmen van gigantische, lome gordeldieren langs de schappen. Hoe maken deze spookachtige schepsels zich kenbaar? Niet door voorletters in je oor te fluisteren tijdens een seance met Char of Derek Ogilvie. Het fruit zelf roept dit spookbeeld op. Deze vruchten verraden een belangrijke periode uit hun eigen evolutionaire verleden. Maar: deze periode maakt zich pas kenbaar als je het fruit met andere ogen bekijkt.

Avocado

Pak zelf eens een avocado. Een groene schil omhult een voedzame, boterige pulp met in het midden een grote, oneetbare, harde, glibberige en (licht-)giftige pit. Daarin bevindt zich een embryo, klaar om te ontkiemen. Gezien vanuit de plant dient de vrucht als lokmiddel. De plant biedt een voedzame tegenprestatie voor het verspreiden van zijn nakomelingen. Een onwetende fruiteter eet het vruchtvlees en slikt de harde pit in. Het zaadje van de plant komt onaangetast uit het verteringskanaal en wordt door de fruiteter als bonus voorzien van een flinke hoop mest. Geen weldenkend econoom verbaast zich over deze transactie. Maar er mankeert iets aan de avocadoplant. Hoewel hij onverminderd grote vruchten blijft produceren, zijn koeriers verdwenen in de mist der tijden. De plant catert zijn vruchtvlees aan uitgestorven fruiteters. Hetzelfde geldt voor andere Amerikaanse vruchten zoals de papaja (Carica papaya), de pawpaw (Asimina triloba, zie beeld onderaan artikel) en de persimoen (Diospyros virginiana).Papaya

 

Indianenverhalen

Dat in de Verenigde Staten alles groot is, van hamburgers en koffie tot de mensen zelf, is tegenwoordig een cliché. Maar grappig genoeg was dit cliché in de 18de eeuw precies omgedraaid. Er was een periode dat Europeanen ervan overtuigd waren dat in Amerika alles kleiner was. De Franse naturalist Georges-Louis Leclerc, Comte de Buffon (1707 – 1788), spreekt in zijn invloedrijke magnum opus Georges-Louis Leclerc Comte de Buffon, bron: WikipediaHistoire naturelle (1749 – 1788) van Amerikaanse degeneratie: op het Amerikaanse continent is alles zeer klein.2 Vooral als je de fauna in de warme delen van de Oude Wereld (Afrika en Azië) vergelijkt met die op het Amerikaanse continent. Geen enkele soort komt qua grootte in de buurt van de olifant, neushoorn, giraffe, kameel, leeuw of het nijlpaard.3 Ook zijn er veel minder diersoorten die in de categorie megafauna vallen: op bizons, beren en elanden na, is het continent griezelig leeg.4

De oorzaak van deze degeneratie is volgens Buffon het klimaat van de Nieuwe Wereld. De vrekkige Amerikaanse lucht en het onvruchtbare land vormen een belangrijke belemmering op de groei.5 Zelfs het vee dat Europeanen in de Nieuwe Wereld introduceerden zou hier kleiner worden.6

 

Mylodon darwinii           

Als de jonge gentleman traveler Charles Darwin (1809 – 1882) voet zet op de vreemde kust van Punta Alta in Patagonië, kan hij niet vermoeden dat hij hier een weerlegging van Buffons hypothese vindt. Bij een veldonderzoek stuit hij op de kaak van een ‘neushoorn’en de restanten van negen andere, verschillende megasoorten.7 Buffons hypothese blijkt een wild indianenverhaal en trots stuurt Darwin zijn vondsten terug naar Londen. Maar de implicaties van zijn ontdekking worden pas duidelijk als de overblijfselen wordenCharles Darwin, 45 jaar oud, bron Wikipedia onderzocht door de paleontoloog en anatoom Richard Owen (1804 – 1892). De ‘neushoorn’ die Darwin uit de kliffen van Punta Alta trekt, blijkt de kaak te zijn van een Mylodon – een reuzengrondluiaard.8 Owen vernoemt de nieuwe soort naar zijn ontdekker: Mylodon darwinii.9

Darwin verbaast zich over het feit dat de nog levende luiaards in Zuid-Amerika vrij klein zijn en niet meer dan tien kilo wegen. De Mylodon darwinii daarentegen moet enkele tonnen hebben gewogen en drie meter lang zijn geweest.10 En dan moet je nog bedenken dat het hier gaat om de kleinste van de uitgestorven reuzengrondluiaardgeslachten die zijn gevonden.11 Neem bijvoorbeeld de soort Megatherium americanum: hiertoe behoren individuen van wel zes meter lang, die 3,8 ton wegen.

 

The Great empty plains

Deze zogenaamde megafauna (grote zoogdieren zwaarder dan 45 kg) hebben gedurende tientallen miljoenen jaren het Amerikaanse continent bewoond en zijn toen plots verdwenen, in een geologische oogwenk.12,13 Darwin komt tot de conclusie dat deze megafauna vrij recent zijn uitgestorven. De restanten liggen tussen grindlagen en schelpen die relatief jong zijn.14 Hij schrijft dat het vrijwel onmogelijk is om zonder verbazing te kijken naar het Amerikaanse continent. Vroeger moet het overspoeld zijn geweest met grote monsters. Nu vinden we enkel nog dwergen, vergeleken met deze voorafgaande verwante soorten.15 Tot 13.000 jaar geleden wemelde het op het Amerikaanse continent van de meest reusachtige dieren die de aarde hebben bewandeld sinds het verdwijnen van de dinosaurussen 65 miljoen jaar geleden. 16 Het landschap herbergt een schat aan megafauna: van de mastodont (Mammut americanum) en de Columbiaanse mammoet (Mammuthus columbi), tot de slagtand-dragende slurfdieren (Gomphotherium hondurensis), paardachtigen (Hippidion), kameelachtigen (Macrauchenia en Hemiauchenia), reuzengrondluiaards (Megatherium americanum) en ).17 De precieze reden voor het verdwijnen van de megafauna in Amerika (maar ook op andere continenten) staat vandaag de dag nog steeds ter discussie, en dan met name de rol van de mens in dit grote uitsterven. 18reuzengordeldier, Glyptodon

reuzengordeldier, Glyptodon

 

Er waart een spook door de jungle

Waan je op een safari door de pleistocene wereld van Zuid-Amerika, zo’n 15.000 jaar geleden. Een eeuwenoud tropisch regenwoud strekt zich eindeloos ver uit in alle richtingen. In het hart van deze donkergroene wildernis, waar nog nooit een mens is gezien, staat een groep avocadobomen. Hun hoge takken vol rijpe vruchten. De grond krioelt van de insecten en er glijden slangen door het kreupelhout. Aangetrokken door de geur van rijp vruchtvlees, verschijnt er plots een groep reuzengrondluiaards. Hoewel deze jaarlijkse bezoekers familie zijn van de nu nog levende boomluiaard en miereneter, lijken zij fabeldieren: een kruising tussen een uit de kluiten gewassen beer en een olifant.

Megatherium Americanum

Megatherium Americanum

De drie ton wegende reuzengrondluiaard (Eremotherium) gebruikt zijn klauwen en zijn grote staart om zich op te heffen. Op zijn achterpoten is de luiaard zes meter hoog en kan hij gemakkelijk bij de hoge takken waar de grootste rijpe vruchten hangen. Een lange tong breekt de avocado af en brengt deze naar zijn gapende muil. De luiaard heeft geen voortanden nodig om het zachte vruchtvlees op te eten. Hij duwt de vrucht eenvoudigweg plat met zijn tong tegen zijn gehemelte. De harde pit beschermt het zaadje tegen zijn malende kiezen en door de glibberige buitenkant slikt de luiaard hem snel in.19 Laxeermiddel in het vruchtvlees van de avocado zorgt ervoor dat het zaadje zich een snelle weg baant door het spijsverteringskanaal, zonder te worden aangetast door zuren.20 En touch down. De avocadoboom heeft zijn ouderlijke plicht volbracht.

 

Evolutionair anachronisme

De strategie van de avocadoplant was tot voor kort uiterst rationeel en begrijpelijk. Maar de plant past niet in het huidige tijdsgewricht. De ecologen Daniel Janzen (1939 –) en Paul Martin (1928 – 2010) noemen dit een evolutionair anachronisme.21 Na 13.000 jaar heeft de avocado nog steeds geen weet van het verdwijnen van zijn trouwe koeriersdienst. Voor hem is een bezoekje van de reuzengrondluiaard of het reuzengordeldier nog steeds een reële mogelijkheid.

onderkaak reuzengrondluiaard

onderkaak reuzengrondluiaard

Maar wat betekent het eigenlijk om een evolutionair anachronisme te zijn? Zijn er überhaupt wel organismen die in het huidige tijdsgewricht passen? Evolutiebioloog Richard Dawkins (1941-) denkt van niet. Elk organisme is aangepast om te overleven in de omgeving van zijn voorouders. Een organisme dankt zijn bouw daardoor aan het evolutionaire succes van zijn voorouders. “De genen die overspringen van generatie op generatie verraden wat vroeger nodig was om te overleven. Het hedendaagse DNA is een gecodeerde beschrijving van de omgeving waarin voorouders overleven. Een survivalgids die wordt doorgegeven van generatie op generatie.”22

 

Restance non-presente

Je kunt een evolutionair anachronisme opmerken als de omgeving van een organisme onlangs rigoureus is veranderd. Dawkins noemt hierbij als voorbeelden egels die hun stekels opzetten en oprollen om zich te beschermen tegen rubberen autobanden, en motten die naar een lamp vliegen.23 Maar veel anachronismen zie je eenvoudigweg over het hoofd. Zo ziet Dawkins, net als ieder ander, niet de anachronismen in zijn eigen winkelwagen.24 En niet alleen het spookfruit verraadt een pas verloren wereld. Ook andere planteigenschappen, zoals grote stekels,paw paw asimini trlloba doorns en andere verdedigingstactieken tegen herbivoren, spiegelen de pleistocene wereld. De genen die ten grondslag liggen aan deze eigenschappen vertellen een spookverhaal: een evolutionaire reminder van de miljoenen jaren oude ecologische verhouding tussen dier en plant.

Toch bestaat de avocado niet louter meer als herinnering aan een vervolgen wereld. De vrucht heeft zich inmiddels populair weten te maken bij andere zoogdieren: in de mens heeft hij een uitstekende verspreider gevonden. Hoewel mensen de harde pitten van de vrucht niet wegkrijgen, zijn wij niettemin uitstekende koeriers. Uitgestrekte gebieden met goed geïrrigeerde boomgaarden voorzien de avocadoplanten nu van een optimaal beschermde omgeving. De avocado is geen reliek uit lang vervlogen tijden, maar een eigentijdse kosmopoliet…

 

 

Norbert Peeters studeerde Wijsbegeerte en Archeologie aan de Universiteit Leiden. Voor het boek Plantaardig – Vegetatieve filosofie (2014) deed hij onderzoek naar de klassieke botanische werken van Carolus Linnaeus, Charles Darwin, Alfred Wallace en Hugo de Vries, maar ook naar recente studies en artikelen. Meer pennenvruchten van zijn hand vind u op zijn blog.

Norbert Peeters, fofo: Nina Voets

 

Meer lezen over de evolutie? Bestel Het verhaal van onze voorouders, een heldere inleiding tot de evolutietheorie.

Bij potaatoo boeken bestellen betekent dat u potaatoo steunt én De Nieuwe Boekhandel van Monique Burger (bekend van het boekenpanel van DWDD).

U betaalt bovendien boven euro 15,- geen verzendkosten!

Richard Dawkins, Het verhaal van onze voorouders

 

Meer weten over evolutionaire anachronismen, bestel: The ghosts of evolution:

The ghosts of evolution, Barlow
 
 
 



 

[1] Barlow, The Ghosts of Evolution, p. 7

[2] Buffon, Historie Naturelle, pp. 102-4

[3] Ibid, p. 102

[4] Wallace over de oerwouden van Brazilië: “The attempt to give some account of the general aspects of animal life in the equatorial zone, presents far greater difficulties than in the case of plants. On the one hand, animals rarely play any important part in scenery, and their entire absence may pass quite unnoticed; while the abundance, variety, and character of the vegetation are among those essential features that attract every eye.” (Bron: Wallace, Tropical Nature and Other Essays, p. 69)

[5] Buffon, Historie Naturelle, p. 103

[6] Buffon haalt ook zijn neus op voor de Amerikaanse natives. De ‘wilde’ heeft volgens hem vrijwel geen haar of baardgroei en kent geen hartstocht voor vrouwen. Hoewel zij atletisch zijn gebouwd, zijn zij angstig en laf en minder energiek dan bewoners van de Oude Wereld. De ‘wilde’ kent alleen honger en dorst als drijfveren. Als die worden weggenomen blijven zij domweg onder een boom liggen. Dat verklaart volgens graaf Buffon tevens waarom er geen grote culturen zijn ontstaan op het Amerikaanse continent (Bron: Buffon, Historie Naturelle, pp. 102-4).

[7] Quammen, Darwin's First Clues: “A few days afterward, on September 22, 1832, Darwin and Fitzroy took a small boat to visit a site called Punta Alta, ten miles from their anchor­age, where they found some rocky outcrops overlooking the water. “These are the first I have seen,” Darwin wrote, "& are very interesting from containing numerous shells & the bones of large animals.”

(Bron: http://ngm.nationalgeographic.com/print/2009/02/darwin/quammen-text)

[9] Mylodon jaw fossil collected at Punta Alta, Published by Smith, Elder & Co, 65 Cornhill, London (uit: Zoology of the Voyage of the Beagle Vol.1, Richard Owen)

[11] Wikipedia lemma ‘Eremotherium: “De best bekende soort is Eremotherium laurillardi, die in Centraal-Amerika en de zuidelijke Verenigde Staten leefde. Deze soort kon meer dan zes meter lang worden, had een gewicht van vier ton en een heuphoogte van circa 2 m. Hiermee was het de grootste grondluiaard ooit, groter zelfs dan de Argentijnse Megatherium. Wanneer deze grondluiaard op de achterpoten ging staan, was Eremotherium even hoog als een giraffe. De klauwen aan de voorpoten waren 50 cm lang. Het dier had een kleine kop en Eremotherium leefde op de graslanden.”

[12] Ibid, p. 3: “In the Western Hemisphere, the Age of Great Mammals came to an abrupt end thirteen thousand years ago, when the mastodons and mammoths, the ground sloths and glyptodonts, the native horses and large camels, and a beaver and an armadillo both as big as a bear all disappeared forever. North America lost 68 percent of its generic richness of Pleistocene megafauna (32 of 47 genera), and South America lost 80 percent (47 of 59 genera).”

[13] Iets soortgelijks gebeurde ook in de andere continenten. “The Age of Great Mammals ended long before chainsaws and internal combustion engines evolved. In Europe and nontropical regions of Asia, it petered out in steps between fifty and fifteen thousand years ago, when the straight-tusked elephants, woolly mammoths, rhinos, and other great beasts of the Pleistocene epoch vanished. Throughout that vast continental mass, a quarter of all genera of animals regarded as megafauna—those weighing more than a hundred pounds, or forty-five kilograms—were lost to extinction. Europe lost all six species of herbivores weighing more than a thousand kilograms. In Australia the Age of Great Mammals ended sometime between forty and thirty thousand years ago, when giant kangaroos, enormous wombats, and rhino-like marsupials (as well as the most formidable crocodiles, lizards, and snakes) were purged from the landscape. This extinction catastrophe stripped Australia of all but one of its sixteen genera of megafauna.” (Bron: Barlow, The Ghosts of Evolution, p. 3)

[14] Owen, Zoology of the Voyage of the Beagle Vol.1, pp. 9-10: “I think, we are justified (although some of the shells are at present unknown to conchologists) in considering the shingle strata at Punta Alta, as belonging to an extremely modern epoch.” (quote from the Introduction by Darwin)

[15] Cf. Darwin, Journal of researches into the natural history and geology of the countries visited during the voyage of H.M.S. Beagle round the world, under the Command of Capt. Fitz Roy, R.N., p. 173: “It is impossible to reflect on the changed state of the American continent without the deepest astonishment. Formerly it must have swarmed with great monsters: now we find mere pigmies, compared with the antecedent, allied races.”

[16] Benson, Kingdom of Plants, p. 233

[17] Fariña, Vizcaíno & De Iuliis, Megafauna: Giant Beasts of Pleistocene South America, pp. 36-8

[18] Donlan, Restoring America´s Big, Wild Animals: “The theory – propounded forty years ago by Paul Martin of the University of Arizona – is that overhunting by the new arrivals reduced the numbers of large vertebrates so severely that the populations could not recover. Called Pleistocene overkill, the concept was highly controversial at the time, but the general thesis that humans played a significant role is now widely accepted.”

Er zijn ook belangrijke tegenstanders van de Pleistocene overkill hypothese, waaronder Fagan in The Long Summer, pp. 67-8

[19] Janzen & Martin, Neotropical anachronisms: the fruits the gomphotheres ate,p. 22

[20] Barlow, The Ghosts of Evolution, p. 8

[21] Janzen & Martin, Neotropical anachronisms: the fruits the gomphotheres ate,p. 19

[22] Dawkins, Science and Sensibility

[23] Dawkins, The Extended Phenotype, p. 36-7

[24] Barlow, The Ghosts of Evolution, p. 19